- opdringen
- {{opdringen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [naar voren dringen] push/press forward; press/push on 〈verder〉♦voorbeelden:1 de opdringende menigte • the surging crowdde geallieerden drongen op naar Arnhem • the Allied Forces pressed/pushed on to ArnhemII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [opleggen] force/press (on/upon) ⇒ 〈raad/mening ook〉 intrude/impose (on/upon)♦voorbeelden:1 iemand een drankje opdringen • press/urge a drink on someoneiemand zijn overtuiging opdringen • impose/urge one's conviction (up)on someonedat werd ons opgedrongen • that was forced on usIII 〈wederkerend werkwoord; zich opdringen〉1 [met betrekking tot gedachten] force oneself (on) ⇒ urge/obtrude oneself (on/upon)2 [met betrekking tot personen] force oneself (on/upon) ⇒ impose oneself/one's company (on/upon)♦voorbeelden:1 de vergelijking met zijn vader dringt zich aan ons op • a comparison with his father forces itself upon us2 ik wil me niet opdringen • I don't want to intrudehij heeft zich aan haar opgedrongen • he imposed himself (up)on her
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.